Moeder en Kind gesigneerd en geannoteerd l.o (pastel) 24,5 x 17,5 cm Mogelijk Oostvoorne of Domburg
Toon Nolet (1867-1961)
In 1924 raakte Toon Nolet uit Nijmegen in grote financiële problemen en zag genoodzaakt vrijwel zijn gehele Tooropcollectie te verkopen! Toen het werk in 1924 door A. Mak te Amsterdam voor het eerst werd geveild droeg bovenstaand echter een andere titel. De catalogus was in de de Franse taal geschreven, mogelijk is de juiste vertaling in gebreke gebleven. (Lot.nr 25) Ook de Annotatie aan “Toon Nolet & Leen” is op het werk vervaagd dan wel verdwenen! (zie onderstaande afbeelding uit 1924)
Hier was dan ook sprake van eenjongeZeeuwseboerinmethaarjongezus! Literature : de Beiaard (1915), het werk kwam 07-12-2010 wederom in veiling- Auction Horta- Brussels cat.nr. 438. Dessin préparatoire rehaussé: Mère et Enfant sur fond marin. Signé et daté J.Th. Toorop 1915. Dim: 24,5 x 17,5 cm.
Hetzelfde werk maar nu met annotering en signering aan de andere zijde ?
pastel met houtskool (63x75cm) rechtsonder gesigneerd en geannoteerd
Architect Jan Ovink uit Doetinchem stond in 1917 op 81 jrg leeftijd model voor Jan Toorop. Op een fraai in pastel uitgevoerd werk prijkt hij (en profil) als een aartsvaderlijke patriarch in een fel rood gekleurd jasje met een imposante baard. Toorop gaf aan dit werk een symbolische betekenis en wel die uit het Evangelie, een Petrusfiguur in de rol van visser tijdens de “Wonderbaarlijke Visvangst.”
Ex libris van architect Ovink
Jan Ovink was de architect van de fraaie kapitale villa Zeno gebouwd in 1896 die nabij het fabriekscomplex van de DRU stond in Ulft. De bouwstijl in die tijd varieerde van neo-klassiek tot eclectisch. Ovink was evenals zijn opdrachtgever Frans Deurvorst afkomstig uit Terborg en tevens huisvriend van de familie Deurvorst en kwam zo ook in contact met Toorop. Op het werk is nog iets opmerkelijks te zien dat refereert aan Deurvorst zijn ijzergieterij. Links bovenin is een grote gietpan aan een ketting/takel waarneembaar, detail (zie uitvergrote afbeelding ) grote opstijgende rookpluimen geven aan dat het gesmolten ijzer klaar is om een groot “Gietstuk” wellicht in één keer te kunnen gieten. Zijn golvende,zwierende zweepslag lijnen, zijn dan ook een kenmerkend (lineair decoratief) element in veel van zijn werken. Deze komen ook weer terug in de weerspiegeling van het water (Oude IJssel?). Rechts boven daken van enkele arbeidershuisjes waaronder een mediterende vrouw(non) staat afgebeeld. Links boven twee verder niet uitgewerkte torenspitsen die doen denken aan de in 1914 gebouwde Antoniuskerk in Oer.
Ook in hetzelfde jaar maakte Toorop een schilderij met als titel “Brandend België” . Het heeft wat overeenkomsten met het bovenstaande pastelwerk, met wederom de mysterieuze visser.Toorop was erg begaan met het lot van de Belgische vluchtelingen tijdens de eerste Wereldoorlog. Het culturele leven kwam dan ook in België stil te liggen. Kunsthandelaren sloten hun deuren en er werden geen exposities meer georganiseerd. Veel kunstenaars ontvluchtten dan ook hun land. Van den Berghe en Gustave De Smet vonden op aanraden van Toorop onderdak bij uitgeverij L.J. Veen aan de Keizersgracht te Amsterdam. Toorop voorzag veel boeken van bandontwerpen en illustraties van deze uitgeverij en ook portretteerde hij de familie Veen.
In VinoVeritas met v.l.n.r. Helene Nolet-Vonk de Both, Jacqueline Deurvorst-Vonk de Both, Frans Deurvorst en Anthony Nolet. ( zwart krijt en pastel)
De Deurvorst-familie hadden een grote wijnhandel en bezaten zowel in Terborg als in Amsterdam vestigingen. Zwager Antony Nolet zat ook in de wijnen en had in Nijmegen een fraai pand aan de Graafseweg (ontwerp van Jos. Cuypers) hij was bovendien importeur van de bekende Franse wijnen. Aan de zijgevel van zijn wijnpakhuis prijkt nog een geglazuurd tegeltableau waarop het stadswapen van Bordeaux met dat van Nijmegen te zien is. Hij voorzag dan ook wijnhandel Deurvorst van de nodige voorraden. (zie bovenstaande briefwisseling) Dat beide zwagers en zusters ook wel van een glaasje houden is te zien op het werk van Jan Toorop. Frans Deurvorst oogt al wat beneveld, maar zwager Anthony Nolet kijkt nog scherp en lijkt het drankpatroon van zijn vrouw te observeren.
Briefkaart van Jan Toorop aan Toon Nolet te Nijmegen (de gelijkenis met het Zeeuwse meisje in haar traditionele kleding is treffend.)
Catalogus van het Kunsthaus Zürich November 1910, waar Jan Toorop met maar liefst 61 werken was vertegenwoordigd waaronder diverse bruiklenen van Frans Deurvorst uit Ulft. Het bovenstaande werk uit 1904 olieverf op linnen 28,6 x 37,8 cm. cat.nr. 17. Het Kunsthaus Zürich ,naar een ontwerp van Karl Moser, was recent opgeleverd en zo had Toorop een primeur met zijn tentoongestelde werken.
Emailleschaaltje (privé-bezit) polychrome fantasie compositie met in de gebogen randversiering florale motieven en krakelingen, centraal logo DRU omlijst met 4 x J.Toorop. 12x15x3,6cm
Met dank aan Jan Nieuwenhuizen Segaar
Vanaf 1912 experimenteerde Jan Toorop ,op kleine schaal, met emaillewerken op plaatijzer. Dit kwam tot stand met medewerking van zijn vriend Frans Deurvorst in diens Emailleerfabriek te Ulft.
Een verkorte weergave van zijn fascinatie voor dit emailleprocede is te lezen in het Algemeen Handelsblad 19 december 1918.
“En eenklaps kon Toorop zijn roerloosheid niet meer bedwingen. De sterke werker wilde zelf meewerken met de andere fabriekswerkers, hij wilde ook werken met dezelfde grondstoffen waarmede het fabrieksvolk bezig zag. Ineens was hij met zijn gloeiendste extase verliefd maatloos geextasieerd door dit ijzer en emaille. Hij wilde het niet slechts aanraken, zelf met zijn eigen handen, neen! Die ruwe grondstoffen verlangde hij met zijn nerveusen vingers tot een levend kunstwerk te beroeren. Hij wilde scheppen naar zijn aard! En zo daar, in den Ulftschen Gieterij en Emailleerfabriek dat Toorop op verschillende formaten plaatijzer uit die bonte mengsels van emaillekleuren zocht naar een geschikte compositie. Eerst moest hij geduld hebben tot de dekkende laag grondemaille als een grijze fond op het ijzer wasgegoten en gebakken, toen pas kon hij aan het beelden gaan. Doch al naarmate den aard der mineraalmengsels kan men alle kleuren der staalkaart aan het emaille verlenen – de diepste en heftigste kleuren, de felste en heetste verven, een orgie van de wildste en meest fantastische couleuren!!”
Men kent Toorop’s passie voor al wat kleur is, Telkens wanneer de kunstenaar daarginds in Ulft kwam, liefst om in den rustigen vriendenkring stilte en afleiding te zoeken en tegelijk zich diep te verinnerlijken en naar inspiratie te dromen voor nieuwen scheppende arbeid dan dwaalde hij door de wijde fabrieksruimten zo vol van daverend rumoer, maar zoo vol van levende beweging en vurigste kleuren rondom.
Van grote reizen kon na 1920 niet meer sprake zijn wel van korte naar Ulft bijvoorbeeld, hij leerde zich te berusten in de voortsluipende verlamming van zijn linkerbeen dat gepaard ging met veel pijn en ongemak.
Enkele anatomische studies w.s. gebruikt voor de IJzergieter.
Jan Toorop Twelfth Station of The Cross, Graphite on Paper 8-¾. X 11-¼ in 2006 2 Dec. American and European Fine Art Washington cat. 1303
Evert Bourgondiën stond 100 jaar geleden model voor één van de vijf pastelwerken van IJzergieters gemaakt door Jan Toorop. Al deze werken werden bij de DRU in Ulft vervaardigd. Op 14 jarige leeftijd begon hij in 1904 zijn loopbaan in het poetshok, hier werden de gegoten producten middels vijlen en krabbers ontdaan van allerlei onrechtmatigheden (braam). Door zijn fysieke kracht en lang postuur kwam hij al snel in aanmerking voor de functie van ijzergieter in de gieterijafdeling.
Het zware werk bestond uit handmatig gemiddeld 50 kg vloeibaar ijzer met een gietpan van de Coupoloven naar de gietvormen te lopen! Toorop raakte geïnspireerd door zijn gespierde,krachtige verschijning en beeldde hem op 32 jarige leeftijd uit tijdens zijn veelvuldig verblijf bij Frans Deurvorst in Villa Zeno te Ulft. Op de achtergrond van het werk zijn een vijftal gestileerde ijzergieters in ArtDeco-stijl weergegeven die geduldig in een rij staan opgesteld en op hun beurt wachten om het gloeiende,vloeiende ijzer bij het helse vuur van de ovenmond met toewijding op te vangen.
4e van links Evert ,met zijn kenmerkende postuur ,als jubilaris bij zijn 50 jarig dienstverband bij DRU (1954) De fraaie in Jugendstil uitgevoerde fabriekspoort diende natuurlijk als decor.
mw Wilbrink-Bourgondiën dochter van Evert met een isografie van haar afgebeelde vader.
Het originele manshoge pastel van deze IJzergieter ( 176 x 125cm) maakt deel uit van de collectie van het museum te Helmond.
Jacqueline Deurvorst-Vonk de Both en Marcel “Tin” Deurvorst 1910 zwart krijt en pastel, 430 x 340 mm
Opschrift l.b.: Jacq. Deurvorst-Vonk De Both. r.b.: Marcel Deurvorst./ J.Th. Toorop/fec/ ULFT/1910Jacqueline Deurvorst en haar zoon Marcel poseren voor Toorop in de tuin van Villa Zeno in Ulft
Villa Zeno in Ulft
De tekening bevat een opmerkelijke combinatie van beeltenissen, zowel enprofil en enface. Door de lange blonde lokken van het kind lijkt het alsof we met een meisje te maken hebben, maar het matrozenpakje verraadt anders. Het gaat om de toen vijfjarige Marcel Deurvorst (1905-1989) de jongste van de vijf zonen van Jacqueline en Frans, die later elektrotechnisch ingenieur zou worden. De wens om nog een dochtertje bleef bij Jacqueline na het overlijden van Elske (8 maanden oud) in 1902 onvervuld. Wellicht is het gemis van een meisje aan de haardracht van zoontje Marcel te wijten! Jacqueline lijkt diep in gedachten te zijn verzonken terwijl ze een roos in haar hand houdt. Toorop gebruikte de roos veelvuldig als bloeiend symbool in zijn werken dat in zijn visie de liefde, het leven en de dood moest uitbeelden. Het werk werd op talloze exposities tentoongesteld en geldt als een van de meesterwerken uit zijn portretkunst.
Omstreeks 1910 tijdens een tennis partijtje
Exposities:
1914 – Kunsthandel Neuhuys Den Haag cat. 52
1915 – Amsterdam
1928 – Pulchri Den Haag cat. 93
1930 – Herdenkingsboek J. Toorop no. 36a
1978 – Nijmegen Commanderie van st. Jan
2000 – Nijmegen Valkhof cat. 24b
Portretkunst wordt gedefinieerd als een representatie van een persoon, in het bijzonder van het gelaat, naar het leven gemaakt: een gelijkenis. Goede portretten zijn niet zomaar gelijkenissen, het zijn kunstwerken die op verschillende manieren bekeken , gepresenteerd en begrepen kunnen worden. Belangrijk is de functie die het portret had in een bepaalde tijd: een exacte registratie van het uiterlijk van een persoon; een weergave van zijn of haar identiteit, of een kunstzinnige uiting die bepaald wordt door compositie, kleurgebruik, sfeer enz. Ook de manier waarop Toorop omging met de problemen die zich voordeden bij het verbeelden van gezichtsuitdrukkingen, gebaren, kleding, attributen en enscenering zoals bovenstaand portret dat in de tuin gemaakt werd. Een portret geeft dus meer prijs dan alleen de gelijkenis, het geeft een tijdsbeeld en vertelt het verhaal van geportretteerde en maker……..
Een leven lang portretteren ofwel in de woorden van Toorop, “Smoelletjes maken” heeft uiteindelijk een veelheid aan beeltenissen opgeleverd. Behalve politici, bestuurders en “vrouwtjes” heeft Toorop ook zichzelf, zijn gezin en familie uitgebeeld, zijn vrienden en kennissen, kunstenaars, literatoren en geleerden, componisten en musici, geestelijken en kinderen. “Goed voor de zak, maar beroerd voor de humeur” zo gaf Toorop in 1915 componist Willem Heijdt aan hoe hij over zijn talloze portretopdrachten dacht. Duidelijk is wel dat het portretwerk een belangrijke bron van inkomsten voor Toorop was. Hoeveel hij precies verdiende met het portretteren wordt duidelijk uit de vroegst bekende brief van Toorop aan Anthony Nolet uit Nijmegen (13 oktober 1908) , met de prijzen van de verschillende typen en formaten: “ Zie ik heb pas een portret in waskleuren geschilderd van mevrouw de douairière de Vos van Steenwijk, het was een portret met de handen erbij (levensgroot). Hiervoor vroeg ik 1000 fl. In olieverf komt dit op dezelfde prijs en 1200 fl. Meer als schilderij behandeld. Een buste komt op 700 fl à 600. In zwart crayon 300 fl à 400 fl met de handen 600 fl.
Ir. Marcel Deurvorst staand 2e van rechts in 1952 Afgebeeld tijdens het afscheid van prof.dr.ir H. Gelissen. Directeur van de PLEM olieverf op doek door Hetty Kluijtmans
Ulftse IJzergieters 1920 houtskool met krijt op velijnpapier 75 x 61 cm
Twijfelachtige en omstreden herkomst omtrent bovenstaand werk van Jan Toorop uit 1920 dat in 2006 ter veiling in Zwitserland werd aangeboden. Er ontbraken provenance gegevens en/of etiketten van de kunsthandel. Doorgaans worden op veilingen werken uit particulier bezit aangeboden en vaak geeft het veilinghuis de naam van de verkoper niet prijs. Herkomst valt dan ook moeilijk te traceren. Het veilinghuis Kornfeld in Bern had goede contacten met kunsthistoricus dr. Erhard Göpel ( 1906-1966) (zie onderstaande foto) tijdens de 2e Wereldoorlog chef-inkoper voor het Hitler museum in Linz. Hij handelde in geroofde kunstwerken tijdens zijn verblijf in Den Haag, na de dood van Posse die zowel Göring als Hitler van kunstwerken voorzag werd hij diens opvolger.
https://www.fold3.com/image/291857322 National Archives
In het boek van Adriaan Venema Kunsthandel in Nederland 1940-1945 blz 198 kan worden opgemaakt dat Göpel in de zomer van 1943 ook een rol heeft gespeeld in het smokkelen van schilderijen vanuit Dinxperlo over de Duitse grens. (verklaring opgemaakt 9 april 1946) zie het naoorlogs rapport van wachtmeester postcommandant van de Rijkspolitie te Dinxperlo W. Visser.
Hotel Boland in Dinxperlo omstreeks 1904.
Betreffende wachtmeester had zomer 1943 te horen gekregen dat vanuit Dinxperlo schilderijen over de Duitse grens gesmokkeld werden. Ondanks de bezetting had men voor schilderijen toch een uitvoervergunning nodig. Hij was dan ook op zijn hoede en Juli 1943 was het zover. In HotelBoland stond een selectie schilderijen tentoongesteld. AugustBoland de hoteleigenaar verklaarde daarover: ” In de zomer van het jaar 1943 verschenen in mijn zaak te Dinxperlo een man en een vrouw. Deze personen waren per auto en het bleek dat zij een groot aantal schilderstukken bij zich hadden. De vrouw vroeg aan mij of ik de serre van mijn hotel even wilde afstaan voor het houden van een tentoonstelling! Daartegen had ik geen bezwaar. De lieden deden erg geheimzinnig, althans de serre werd door hen angstvallig bewaakt en niemand dan zij kwamen er in. Ook ik ben niet tijdens de tentoonstelling naar binnen geweest. Visser en collega gingen kijken. Naast het “echtpaar” was er nog een Duitser. De dame in het gezelschap probeerde Visser te intimideren. De schilderijen waren enkel neergezet om door de Duitser, een expert, te worden goedgekeurd, zei ze. Want, zo voegde zij eraan toe, als de schilderijen werden goedgekeurd, zouden ze worden overgebracht naar het Führer–museum in Linz. De man toonde daarop de toch wel verbouwereerde wachtmeester een brief met veel Duitse stempels. Visser had zo zijn eigen ideeën. Misschien waren, dacht hij, de schilderijen uit een museum gestolen. Hij kreeg toen te horen dat hij naar DenHaag moet bellen, naar dr.Göpel, dat deed de wachtmeester en hij kreeg Frau Göpel aan de telefoon die hem verzekerde dat de zaak in orde was. Hoewel alles nu goed leek te zitten vond Visser het toch maar beter dat het hele stel uit Dinxperlo verdween. De Duitser had zich overigens al uit de voeten gemaakt en het “echtpaar” verdween ook schielijk niet nadat ze de collega van Visser die achter was gebleven toen de wachtmeester vanuit het bureau naar Göpel ging bellen, van alles hadden toegestopt, zoals chocolade en een pak koffie. Visser controleerde de persoonsbewijzen van de man en de vrouw en ook het pak met de lekkernijen. Dat bleek bestemd te zijn voor Herrn Terstegge, een Duitse kunsthandelaar die even over de grens woonde en al vaker verdacht was van smokkel. De namen van de man en vrouw : JanDikjr. en JohannaVelthuyzen. Johanna Velthuyzen werd over haar bezoek aan Dinxperlo later gehoord (verhoor 18 oktober 1948) Volgens haar verklaring ging het om schilderijen die aan de Duitse kunsthandelaar Malmedé aangeboden moesten worden ( Kunsthaus Arthur Malmedé in Keulen handelde in kunstwerken uit de door Nazibezette gebieden) Deze Arthur Malmedé zou niet naar Nederland mogen komen omdat hij een Joodse vrouw had en daarom moesten de schilderijen zo dicht mogelijk bij de Duitse grens worden gebracht, hij was de Duitser die zo schielijk verdween!
Wie was nou deze Jan Dik jr.? Dit heerschap geboren in 1917 werkte als leerling-restaurateur bij de bekende kunsthandel Jacq, Goudstikker te Amsterdam, waar zijn vader ook als restaurateur werkzaam was. Alois Miedl (1903-1970) was een Duitse kunsthandelaar en vriend van Hermann Göring deze kocht na de tragische dood van Goudstikker in het eerste oorlogsjaar diens kunsthandel op voor de helft van de taxatiewaarde. Als tegenprestatie beloonde hij de personeelsleden met een aanzienlijke geldsom (Judaspenningen) als ze niet in protest gingen over deze lage aankoopsom. Jan Dik jr. kreeg HFL. 25.000,- en startte in 1941 een eigen kunsthandel, hij werkte als taxateur van geroofd Joods kunstbezit en handelde o.a. met Hermann Göring. In Wim M.A. Weitjens vond hij een metgezel. Met nog andere compagnons hebben ze voor miljoenen aan kunstbezit naar Duitsland verkocht. Na de oorlog werd JanDikjr. veroordeeld tot 3 jaar gevangenisstraf ( Parool 11-02-1949) hij ontsprong echter de dans en vestigde zich in Zwitserland (La Tour de Peilz), aan de Zwitserse Riviera in de buurt van Lausanne. Het laat zich raden uit welke bron c.q. nalatenschap het geveilde Toorop’s werk de “Ulftse IJzergieters kwam!
Het was zeker goed gedacht dat men deze tentoonstelling onzer oude kerkelijke kunst inrichtte in het oude ‘sHertogenbosch aan den voet van dat schitterende gewrocht dier kunst, AllardDuhamel’sSt. Janskerk, die er den grandiozen rythmus harer belijningen loszingend ten hemel stuwt. Er hangt in dezen stad, rond deze kathedraal nog iets van de sfeer, waarin men dingen als de hier getoonde eigenlijk dient te zien. En de gehele smaakvolle wijze van exposeren verhoogde nog de stemming, temeer waar uiteraard de grote meerderheid der hier tezamen gebrachte kunstschatten behoorde tot den Roomsch-Katholieke eeredienst. Zo opende Jos. Destreé zijn artikel in het geïllustreerde maandschrift Onze Kunst van oktober 1913 over deze expositie.
Het was een ontmoeting tussen kerk en cultuur er waren talrijke religieuze decoratieve kunstvoorwerpen en lithurgische gebruiksvoorwerpen te zien. Het is een interessante collectie geworden dankzij de medewerking van Jan Toorop. Opmerkelijk is ook hier zijn werk van kerkelijke tekeningen van een geprononceerd karakter, vooral van een tweetal émaille-schilderingen op het formaat van een kleine tegel voor kerkversiering. Het stelt de “Kruisiging” voor met gratievolle engelenfiguren en een bekoorlijke “Madonnamet Kind“. Maar het meest in het oog springende was wel zijn émaille-werk “AgnusDeï ” de voorstelling van het Lam God’s ,wat hij recent had ontworpen, voor het tabernakeldeurtje ten behoeve van de st.Willibrordkapel in Domburg. De steeds in monumentale technieken geïnteresseerde Toorop experimenteerde met fabrieks-émaille in de emailleerfabriek D.R.U van zijn vriend en mecenas Frans Deurvorst in Ulft. Hij wist in deze decoratieve werken prachtige kleurencombinaties te bereiken. Het geeft de impressie weer van een kleurrijk oud Italiaans mozaïk werk en is rijk met goud-émaille ingevuld.
Willibrord kapel te Domburg omstreeks 1912 (Jan Toorop staand links bij het raam)
St.Josef met Christuskind. Dit emaillewerk was eigendom van mw. Van Moorsel-Poelhekke, ook mogelijk afkomstig van het altaar(tabernakeldeurtje) eigendom: gemeente Veere
Heeft het werk van Jan Toorop een modern karakter, dat kan ook gezegd worden van de kerkelijke tekeningen van JoanCollette uit Werkhoven bij Utrecht.
Glas in lood Madonna met kind :Joan Collette
De meeste kunstenaars op het gebied van de kerkelijke kunst houden toch min of meer aan oudere tradities vast waarmee natuurlijk niet gezegd is dat zij niet knap en verdienstelijk werk leveren. Sommigen verwierven trouwens terecht reeds lang een goede naam, zo Jan Dunselman, de kunstschilder uit Watergraafsmeer, die diverse schetsen en tekeningen voor kerkschilderingen exposeert. DorusHermsen uit ’s Hertogenbosch van wie bovenstaande fraaie triptiek is naar aanleiding van Kronyken van Cuperinus over de godsdienstzin en de arbeid van het Bossche volk. Ook onderstaand affiche is van zijn hand. Tevens zijn kleurige werkplannen van beschildering voor de Haagse Josefkerk.
De bekende kunstwerkplaatsen van Cuypers & Co. uit Roermond exposeren er gipsafgietsels, tekeningen van uitgevoerd gebrand glas -in- lood vensters, betimmeringen en kerkmeubelen. Ook architecten exposeren er o.a Jan Stuyt uit Amsterdam met tekeningen en foto’s van het klooster te Oirschot en H. Willebrorduskerk te Berkel bij Tilburg. Verder nog kerkinterieurs uit Rotterdam, Delft en Hoogerheide van Jaq. van Gils uit Rotterdam.
Op 10 augustus 1921 schreef Jan Toorop vanuit Den Haag met het verzoek aan Frans Deurvorst of hij zijn werk “ Peinzende Kunstenaar met Engel tokkelend aan zijn harp” mocht lenen. Het was voor zijn tentoonstelling in Haarlem georganiseerd door Otto van Tussenbroek, directeur van het Museum van Kunstnijverheid aldaar. Hij garandeerde dat het transport beter zal verlopen dan de Duitse verzending uit Berlijn (secession). Ook schreef hij dat hij in oktober een tijdje in Ulft zou doorbrengen en zou er zijn “ driewiel hand beweeg “ mee nemen. “Met mijn poot gaat het hoe langer hoe slechter”!
De schoonzus van Frans Deurvorst Helene Nolet-Vonk de Both (1882-1967) woonde in Nijmegen. Zij genoot pianolessen van de bekende Nederlandse componist, pianist,dirigent en muziekpedagoog Wllem Kerper (1879-1946) deze was verbonden aan de muziekschool (maatschappij tot bevordering der toonkunst) te Nijmegen. Toorop maakte op een briefkaart een schets van haar pianolessen in 1912.
Anthony Nolet was voorzitter van de toonkunst en zelf een gevierd baritonzanger in Nijmegen (Koninklijke Zangvereniging Nijmeegs Mannenkoor). Ook internationaal trad hij op weliswaar in het naburige Duitse stadje Kleef.
uit: provinciale Geldersche en Nijmeegsche courant 13~12~1907