Biografie

Jan Toorop was omstreeks 1885 de meest internationale kunstenaar van Nederland. Via hem kwamen zijn tijdgenoten in aanraking met wat er in België en Frankrijk gebeurde. Werk van Franse tijdgenoten zoals Monet kende men in Nederland nog nauwelijks.

Toorop organiseerde de eerste tentoonstelling van het werk van Vincent van Gogh. De tentoonstelling bracht een schok teweeg. Van Goghs uitzonderlijk kleurige schilderijen oefenden grote invloed uit op de jongere generatie kunstenaars. Experimenten met kleur en vorm waren ook kenmerkend voor de kunstnijverheid uit deze periode.

Geïnspireerd door Japanse kunst en door de natuur ontstond in Frankrijk de stroming “art nouveau”,in Nederland “nieuwe kunst” of ook wel “Jugendstil” genoemd. Een bekend voorbeeld is het afficheontwerp van Toorop voor een

Delftse slaoliefabriek (slaoliestijl). Hier vormde speciaal de Indische kunst een belangrijke inspiratiebron.

Delftse slaoliefabriek (slaoliestijl). Hier vormde speciaal de Indische kunst een belangrijke inspiratiebron.

Afkomst & opleiding

Jan Toorop werd geboren in Poerworedjo (1858) nu Purworejo) op Midden-Java. Jan Toorop’s vader Christoffel Theodoor Toorop (Pekalongan, 3 december 1827 – Buitenzorg, 6 november 1887) was griffier bij de landraad Bagelen in Nederlands-Indië. Zijn moeder Maria Magdalena Cooke, geboren in Pasuruan op 21 juli 1837, en overleden in Buitenzorg op 2 juni 1892, was de dochter van de Engelse zeekapitein Edward Cooke en Maria Magdalena Wohlseifer, zij was half Chinees en half Javaans. In 1863 verhuisde de familie naar het eiland Banka waar zijn moeder geboren was; vader Toorop werd daar administrateur bij een tinmijn.

image

Na anderhalf jaar school in in Batavia vertrok Jan naar Nederland om daar een betere opleiding te krijgen, terwijl zijn familie achterbleef in Nederlands-Indië. In 1869 ging hij naar Leiden in Nederland. In 1874 was hij op de HBS in Winterswijk, kreeg hier les van tekenleraar Schut die later ook Mondriaan inspireerde tot het tekenen van gipsmodellen.Hij verbleef al die tijd bij diverse gastgezinnen.  In 1875 volgde hij lessen bij H.J. Van der Weele in Den Haag. Daarna vertrok hij naar Delft waar hij een studie van 1876 tot 1878 volgde aan de Polytechnische School. Oorspronkelijk was zijn opvoeding op het commerciële gericht, maar zijn artistieke belangstelling bracht hem naar de Rijksacademie van Beeldende Kunsten Amsterdam, van 1880 tot 1882, onder leiding van August Allebé, en toen naar de Academie voor Schone Kunsten in Brussel, onder leiding van Jean-François Portaels.

Kunstenaarsvorming

Zijn verblijf in 1883 te Brussel zou positief bepalend worden voor zijn kunstenaarsvorming. Te Machelen deelde hij een tijdlang een atelier met de symbolistische schilder William Degouve de Nuncques. Hij maakte kennis met de letterkundigen Emile Verhaeren en Maurice Maeterlinck en dompelde zich onder in het kunstzinnige avant-gardistische milieu, dat gedomineerd werd door James Ensor en Fernand Khnopff. In 1884 en 1885 maakte hij reizen naar Frankrijk en Engeland. Hij werd in 1885 al opgenomen als lid in de progressistische groep Les XX van Octave Maus.

Met zijn vriend Ensor trok hij naar Parijs en kwam er onder indruk van het pointillisme van Georges Seurat en Paul Signac. Met Verhaeren reisde hij naar Londen in 1884 en 1886. Daar werd hij getroffen door het werk van de impressionist James McNeill Whistler. In 1886 trouwt hij met Annie Hall die hij al eerder had ontmoet. In 1887 wonen zij kort inAmerongen. In 1888 en 1889 wonen zij in Engeland. In 1890 introduceerde hij Johan Thorn Prikker in de Belgische Kunstacademie Les XX.

Linear idealisme

Toorop ging in Nederland zijn “lineair idealisme” ontwikkelen, als belangrijk symbolist, in een religieus gerichte art-nouveaustijl. In 1894 maakte hij een lithografie voor de NOF ter promotie van de Delftsche Slaolie, waarin de jugendstil heel sterk tot uitdrukking kwam. Door de bekendheid van deze litho werd art nouveau in Nederland ook wel slaoliestijlgenoemd. Van 1890 tot 1892 en van 1899 tot 1904 woonde hij in Katwijk aan Zee. Hier maakte hij onder andere De Zee (Rijksmuseum Amsterdam). In Katwijk werd in 1891 zijn dochter Charley Toorop geboren.

In 1902-1903 besteedde Toorop veel tijd aan zijn kunstwerken in de nieuwe koopmansbeurs van Amsterdam, het gesamtkunstwerk ontworpen door H.P. Berlage, tegenwoordig de Beurs van Berlage. In de hoofdingang van de Beurs ontwierp Toorop de drie grote tegeltableaus “Verleden, Heden en Toekomst”. Ook voor de Graanbeurszaal en de Effectenbeurszaal maakte hij tegeltableaus. Alle werken in de Beurs hebben ideële thema’s zoals de emancipatie van vrouwen en de verheffing van arbeiders. De spanning tussen deze symboliek en de kapitalistische functie van de Beurs is frappant. In het Beurs van Berlage Café in de oude hoofdingang aan het Beursplein is dit nog dagelijks te ervaren.

Het Zeeuwse Licht

In het begin van de vorige eeuw (in 1897) woonde Toorop in een klein huisje op de Markt in Domburg, op Walcheren. Hij werkte samen met een groep bevriende schilders, onder wie Marinus Zwart en Piet Mondriaan. Van een gezamenlijk streven of een gemeenschappelijke stijl was geen sprake. Ieder volgde zijn individuele persoonlijkheid, maar wel zochten ze hun inspiratie onder “het Zeeuwse Licht”, in het duinlandschap, de bossen, en de karakteristieke Zeeuwse bevolking. Toorop was er het middelpunt van. Hij zou Domburg 20 jaar lang met een bezoek vereren.

Na Domburg woonde de familie van 1904 tot 1907 in Amsterdam en daar gaat hij landschappen en portretten in een forsere stijl schilderen. Toorop wordt daar voorzitter van de Moderne Kunstkring. Hij woonde daarna ook op verschillende adressen in Den Haag maar verhuist in 1908 naar Nijmegen, Toon Nolet zijn vriend en meceanas bemiddelde in een geschikt pand aan de Barbarossastraat. Hij bleef hier wonen tot 1916 waar hij veel van zijn religieus werk zou vervaardigen. Toon Nolet introduceerde Toorop ook bij zijn zwager Frans Deurvorst, directeur van de IJzergieterij & Emailleerfabriek Diepenbrock & Reigers te Ulft.  In die periode maakt hij kennis met Miek Janssen die een belangrijke rol in zijn leven zou gaan spelen. Daarna gaat hij weer terug naar Den Haag waar hij op 69-jarige leeftijd in 1928 zou overlijden na jarenlang in een invalidenwagen te hebben gereden.