Toorop’s Ulftse IJzergieters in veiling bij Galerie Kornfeld in Bern 15 Juni 2006

Ulftse IJzergieters 1920 houtskool met krijt op velijnpapier 75 x 61 cm

Twijfelachtige en omstreden herkomst omtrent bovenstaand werk van Jan Toorop uit 1920 dat in 2006 ter veiling in Zwitserland werd aangeboden. Er ontbraken provenance gegevens en/of etiketten van de kunsthandel. Doorgaans worden op veilingen werken uit particulier bezit aangeboden en vaak geeft het veilinghuis de naam van de verkoper niet prijs. Herkomst valt dan ook moeilijk te traceren. Het veilinghuis Kornfeld in Bern had goede contacten met kunsthistoricus dr. Erhard Göpel ( 1906-1966) (zie onderstaande foto) tijdens de 2e Wereldoorlog chef-inkoper voor het Hitler museum in Linz. Hij handelde in geroofde kunstwerken tijdens zijn verblijf in Den Haag, na de dood van Posse die zowel Göring als Hitler van kunstwerken voorzag werd hij diens opvolger.

https://www.fold3.com/image/291857322 National Archives

In het boek van Adriaan Venema Kunsthandel in Nederland 1940-1945 blz 198 kan worden opgemaakt dat Göpel in de zomer van 1943 ook een rol heeft gespeeld in het smokkelen van schilderijen vanuit Dinxperlo over de Duitse grens. (verklaring opgemaakt 9 april 1946) zie het naoorlogs rapport van wachtmeester postcommandant van de Rijkspolitie te Dinxperlo W. Visser.

Hotel Boland in Dinxperlo omstreeks 1904.

Betreffende wachtmeester had zomer 1943 te horen gekregen dat vanuit Dinxperlo schilderijen over de Duitse grens gesmokkeld werden. Ondanks de bezetting had men voor schilderijen toch een uitvoervergunning nodig. Hij was dan ook op zijn hoede en Juli 1943 was het zover. In Hotel Boland stond een selectie schilderijen tentoongesteld. August Boland de hoteleigenaar verklaarde daarover: ” In de zomer van het jaar 1943 verschenen in mijn zaak te Dinxperlo een man en een vrouw. Deze personen waren per auto en het bleek dat zij een groot aantal schilderstukken bij zich hadden. De vrouw vroeg aan mij of ik de serre van mijn hotel even wilde afstaan voor het houden van een tentoonstelling! Daartegen had ik geen bezwaar. De lieden deden erg geheimzinnig, althans de serre werd door hen angstvallig bewaakt en niemand dan zij kwamen er in. Ook ik ben niet tijdens de tentoonstelling naar binnen geweest. Visser en collega gingen kijken. Naast het “echtpaar” was er nog een Duitser. De dame in het gezelschap probeerde Visser te intimideren. De schilderijen waren enkel neergezet om door de Duitser, een expert, te worden goedgekeurd, zei ze. Want, zo voegde zij eraan toe, als de schilderijen werden goedgekeurd, zouden ze worden overgebracht naar het Führermuseum in Linz. De man toonde daarop de toch wel verbouwereerde wachtmeester een brief met veel Duitse stempels. Visser had zo zijn eigen ideeën. Misschien waren, dacht hij, de schilderijen uit een museum gestolen. Hij kreeg toen te horen dat hij naar Den Haag moet bellen, naar dr. Göpel, dat deed de wachtmeester en hij kreeg Frau Göpel aan de telefoon die hem verzekerde dat de zaak in orde was. Hoewel alles nu goed leek te zitten vond Visser het toch maar beter dat het hele stel uit Dinxperlo verdween. De Duitser had zich overigens al uit de voeten gemaakt en het “echtpaar” verdween ook schielijk niet nadat ze de collega van Visser die achter was gebleven toen de wachtmeester vanuit het bureau naar Göpel ging bellen, van alles hadden toegestopt, zoals chocolade en een pak koffie. Visser controleerde de persoonsbewijzen van de man en de vrouw en ook het pak met de lekkernijen. Dat bleek bestemd te zijn voor Herrn Terstegge, een Duitse kunsthandelaar die even over de grens woonde en al vaker verdacht was van smokkel. De namen van de man en vrouw : Jan Dik jr. en Johanna (Agema) Velthuyzen. Johanna Velthuyzen werd over haar bezoek aan Dinxperlo later gehoord (verhoor 18 oktober 1948) Volgens haar verklaring ging het om schilderijen die aan de Duitse kunsthandelaar Malmedé aangeboden moesten worden ( Kunsthaus Arthur Malmedé in Keulen handelde in kunstwerken uit de door Nazibezette gebieden) Deze Arthur Malmedé zou niet naar Nederland mogen komen omdat hij een Joodse vrouw had en daarom moesten de schilderijen zo dicht mogelijk bij de Duitse grens worden gebracht, hij was de Duitser die zo schielijk verdween!

Wie was nou deze Jan Dik jr.? Dit heerschap geboren in 1917 werkte als leerling-restaurateur bij de bekende kunsthandel Jacq, Goudstikker te Amsterdam, waar zijn vader ook als restaurateur werkzaam was. Alois Miedl (1903-1970) was een Duitse kunsthandelaar en vriend van Hermann Göring deze kocht na de tragische dood van Goudstikker in het eerste oorlogsjaar diens kunsthandel op voor de helft van de taxatiewaarde. Als tegenprestatie beloonde hij de personeelsleden met een aanzienlijke geldsom (Judaspenningen) als ze niet in protest gingen over deze lage aankoopsom. Jan Dik jr. kreeg HFL. 25.000,- en startte in 1941 een eigen kunsthandel, hij werkte als taxateur van geroofd Joods kunstbezit en handelde o.a. met Hermann Göring. Hij woonde aan de Amersfoortsestraatweg 112 te Huizen. In Wim M.A. Weitjens vond hij een metgezel. Met nog andere compagnons hebben ze voor miljoenen aan kunstbezit naar Duitsland verkocht. Na de oorlog werd Jan Dik jr. veroordeeld tot 3 jaar gevangenisstraf ( Parool 11-02-1949) hij ontsprong echter de dans en vestigde zich in Zwitserland (La Tour de Peilz), aan de Zwitserse Riviera in de buurt van Lausanne. Het laat zich raden uit welke bron c.q. nalatenschap het geveilde Toorop’s werk de “Ulftse IJzergieters kwam!


Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *


zeven + 4 =