Op de achterzijde prijkt nog gedeeltelijk het etiket van Deurvorst Den Haag en met krijt Deurvorst Ulft
directeur Frans Deurvorst bij zijn pensionering in 1927 v.l.n.r Marcel Deurvorst,Frank Deurvorst,Melchior Deurvorst, Eduard Deurvorst en Zeno Deurvorst.
Bovenstaande bijzondere pastel van Toorop is zowel in techniek , stijl en onderwerp typerend voor de laatste fase van de ontwikkeling van deze veelzijdige kunstenaar, waarin zowel zijn katholieke geloof als zijn gevoel voor mystieke spiritualiteit zijn werk bepaalden. We zien een engel en profil afgebeeld, die een in doeken gehulde man inspiratie influistert. Achter zijn hoofd bespeelt de engel een harp Vier engelen met bazuinen vullen de linkerbovenhoek. In de kop van de man kunnen we wellicht de middeleeuwse dichter Dante herkennen, die door Toorop vaak werd afgebeeld. Hij staat dan symbool voor de dichter of de kunstenaar die in zichzelf besloten, zich niet weet open te stellen voor het hogere. Zijn ogen gesloten, beschaduwd gezicht en de doeken die hem omsluiten tonen zich af te willen sluiten. De engel daarentegen wekt hem op en schenkt hem de hemelse inspiratie die hij nodig heeft. De stijl is een moderne verwerking van de eeuwenoude religieuze kunst die sinds de katholieke emancipatie in de negentiende eeuw weer een inspiratiebron was geworden voor kunstenaars.
Zo langzamerhand na 100 jaren valt de ééns zo gerenomeerde en befaamde Tooropcollectie van Frans Deurvorst (1857-1931) uit Ulft uiteen. Na het overlijden van nazaten werden de laatste 20 jaren al grote delen van deze collectie verkocht of geveild. Zowel musea als particulieren vullen voor exorbitant hoge bedragen hiaten in hun collectie op. Hoe lang zullen deze prijzen nog in stand blijven? In Oktober 2021 kwam dit fraai pastelwerk ( 93 x 89 cm) uit 1920 in de veiling. Werk van vergelijkbaar niveau is nauwelijks meer voor aankoop beschikbaar. Vooral het werk uit zijn symbolistische periode is momenteel erg gewild. Kunstwerken zijn echter gemaakt om hun maker en bezitters te overleven en zijn in die zin altijd al een boodschap en een geschenk aan komende generaties.
“ Ars longa Vita Brevis“
In de literature: Just Havelaar, “De meesterwerken van Jan Toorop” Amsterdam 1923-1924, ill. No. 21.
Algemeen Dagblad, Van Kerk tot Beurs? Toorop’s “Inspirerende Engel” 18 January 1924.
Albert Plasschaert, “Jan Toorop”. 1925 Amsterdam, p. 56. No.8.
Eere tentoonstelling Jan Toorop . Pulchri Den Haag, 4 April-2 Mei 1928 No. 165.
De Moderne Boekhandel, “Jan Toorop Kalender” 1941 Amsterdam, ill. Maand Januari.
Toorop’s grafisch werk, ontstaan tussen ongeveer 1890 en 1919 neemt in de prentkunst van Nederland een bijzondere plaats in. Het is niet alleen in ons land maar daarbuiten al spoedig opgemerkt. Bij Toorop ontstond er een lijnenspel dat zich to Jugendstil of Art Nouveau ontwikkelde en als zodanig de kunst zou veroverenen bij uitstek de grafiek. Een gevolg was ook dat de vrije, naturalistische geinspireerde ets en litho aan terrein verloor en schilders zich meer voor de illustratie van boeken begonnen te interesseren en dat ze vignetten, ook omslagen en banden van boeken en tijdschriften ontwierpen. Deze ontwikkeling vond haar neerslag in tijdschriften als The Studio (1893) in Engeland, Van Nu en Straks (1893) in België, PAN (1895), Simplicissimus(1895) en Jugend (1896) in Duitsland en Ver Sacrum (1898) in Oostenrijk. De nieuwe kunst en alles wat daarmee samenhing trok omstreeks 1910 al vrij vlug de belangstelling van het bedrijfsleven en dat wil zeggen van bedrijven waarvan de directeuren hun veranwoordelijkheid ten opzichte van de samenleving beseften.
Omstreeks 1914 maakte Jan Toorop voor Frans Deurvorst een ontwerp voor het beeldmerk van de D.R.U. Deurvorst zelf had een opleiding genoten in Frankfurt aan de Städelschule met naast kunstopleidingen ook onderwijs in tekenen en architectuur en had vandaar een kunstzinnig besef en interesse.
ontwerp villa Zeno
bouwtekening emailleerfabriek Diepenbrock & Reigers door de bekende architect Gerrit Beltman
Dat wel bleek uit de bouw van zijn fraaie eclectische villa Zeno nabij zijn fabriekscomplex in 1896. Daarbij bezat hij één van de grootste Tooropcollecties in particulier bezit. De DRU had inmiddels een innovatieve periode afgesloten, de nieuwbouw van de emailleerfabriek was afgerond en kon zich scharen onder de modernste emailleerfabrieken van Nederland. Om de klant te overtuigen van de kwaliteit werd het etiket een soort “kwaliteitslabel” en of garantiecertificaat. Het bedrijf had de Delftse professor in de metallochemie Kley in dienst die het emaille moest testen en keuren. In het verleden bleek nl. dat kleine stukjes emaille van het gegoten en geemailleerde product zich konden loslaten en appendicitis (blindedarmontsteking) konden veroorzaken.
Hoewel Toorop zich pas in 1905 tot het Katholieke geloof begaf maakte hij in 1901 bovenstaande bandomslag met religieuze motieven voor de Nijmeegse M.C. Nieuwbarn professor aan het Dominicuscollege.
voorstudie affiche Calvé Delft
Toorop Pandorra
Ook de affiche bereikte in deze jaren haar eerste hoogtepunten. Cabaret, toneelstuk, levensverzekering, levensmiddelen en gebruiksartikelen werden aangeprezen door de ontwerpen van de kunstenaars-grafici.
In 1908 werd de DRU in Denemarken bekroond met een zilveren medaille tijdens een internationale tentoonstelling over kookapparatuur en aanverwant kookgerei met alle soorten en maten gietijzer-en geëmailleerde casseroles. Het affiche/oorkonde is een ontwerp van de bekende Noorse/Deense schilder Louis Moe (1857-1945).
Tijdens een expositie in Mei 1915 in de bovenzaal van het gebouw de Roos aan het Rokin te Amsterdam was de Ulftse kapelaan Anton van Welsem door Toorop uitgenodigd en kreeg van hem een persoonlijke rondleiding.
“Het was den 17den Mei 1915, dat ik het genoegen had met hem de tentoonstelling zijner werken in Amsterdam te bezoeken, waar wij dien dag de gasten waren van den bekenden uitgever L.J. Veen, waar toen juist uitgekomen was “Aan den Einder” van Miek Janssen.
Ik herinner me nog hoe hij lachend meetroonde naar een stukje “Rythmische golven” terwijl hij zei, knipogend naar een groepje bezoekers: “Ga eens mee, ’t is leuk zeg, wat die lui daar allemaal uithalen, uit die golven”! maar ik wilde u spreken over het portret van Mgr. Callier z.g. We stonden er samen voor toen hij op eens heel ex abrupt begon: “Ik heb het maar afgemaakt; ik kreeg telkens op mijn kop, dat ik het niet afmaakte, maar ik had er heel geen zin aan. Ik kon hem maar niet te pakken krijgen; die man (heel niet oneerbiedig bedoeld hoor!) hij geeft zich niet, ik krijg alleen maar vleesch te zien”. Wie weet hoe lang het geduurd heeft voor hij dr. Ariëns eigenlijk “te pakken” had zoals hij het noemde, begrijpt, dat Toorop er tegen op zag nog langer beslag te leggen op den tijd van Monseigneur, die zijn hekel aan het poseren dat hij als tijdverlies beschouwde, maar kwalijk vergen kon. Zeker is, dat Toorop zelf allerminst met dit portret ingenomen was en het à contre coeur afmaakte om er vanaf te zijn. Dit was althans de indruk die ik kreeg toen we er samen voorstonden en hij zich als het ware verontschuldigde dat hij er niet iets beters van had kunnen maken.
ANTON VAN WELSEM
Uit: Overijsselsch Dagblad 23-05-1928
Mgr. Callier oil on canvas 120cm x 100cm
17 April 1915
Voorpagina Katholieke Illustratie
Miek Janssen was echter over het portret van Mgr. Callier enthousiaster dan Jan Toorop getuige bovenstaande lovende woorden in haar beschrijving van het werk. Frans Deurvorst had voor de tentoonstelling die georganiseerd werd door Theo Neuhuys ook Tooropwerken beschikbaar gesteld, waaronder zijn levensgroot zelfportret uit 1914. Ook verschillende composities op emaille in prachtige, rijke. diepe kleuren, waren aanwezig. De meeste bestonden uit religieuze voorstellingen en sommige waren bedoeld om als wandversiering te dienen.
Uit: De Kunst Jrg 7 no.379 – 01-05-1915 valt het volgende verslag te lezen.
Jan Toorop heeft in zijn gewilde kubistische hoekigheid, enigszins fauvistisch, het zo karakteristieke van de heer Deurvorst weergegeven. Een fabrikant bij zijn fabriek in Ulft , wilskracht maar ook heersersmacht, met wat ruws en zorgelijks, door die diepe denkgroeven – hoe zou men mensen regeren zonder zware zorgen? Vrouw en kind, klein, op het tweede plan, tussen de fabrieksbeheerser en zijn fabriek, duidelijk symbool van de werkelijkheid in het leven van de grootindustrieel.
Londen Westminster
karikatuur van Kardinaal Gibbons uit Baltimore tijdens het internationaal Eucharistisch Congres in de Westminster kath. Londen 1908.
Annotatie door Jan Toorop Aan de Zeer Eerwaarde Priester en Dichter Anton van Welsem 1915
Waarschijnlijk was Toorop met zijn vrouw in Londen en waren beiden getuige van dit evenement. Kardinaal Gibbons was de zoon van een Ierse emigrant. Zijn vrouw Annie Hall was ook van Ierse komaf. Mogelijk kwam het tot een ontmoeting. In 1915 schonk Toorop het kleine werk , potlood op papier (12 x 15 cm) aan Anton van Welsem toen nog priester aan de Petrus & Paulusparochie in Ulft.
Houtskool op papier gesigneerd en geannoteerd Ulft 13 september 1918 ”Aan Anton van Welsem kap. St. Petrus & Paulus “
villa Zeno (omstreeks 1900)
Uit: Overijsselsch dagblad 08 maart 1928
Foto links: 1948 inmiddels tot pastoor te Maurik benoemd Anton van Welsem, rechts de gesloopte Cuyperskerk in Ulft.
interieur Petrus & Pauluskerk +/- 1930
Ter nagedachtenis aan het overlijden van Jan Toorop schreef Anton van Welsem ,toenmalig Ulftse kapelaan, een anekdotische herinnering over hem. Van Welsem werd in 1884 te Deventer geboren en werd in 1909 tot priester gewijd. Na enkele jaren in de parochie te Zieuwent hebben gewerkt werd hij in 1914 benoemd als kapelaan aan de Petrus & Paulus parochie te Ulft. Hier kwam hij in contact met Jan Toorop, deze verbleef met tussenpozen langere perioden in Ulft, zijn huwelijk met de Engelse Annie Hall verliep moeizaam bovendien verbleef zij veel in Engeland. Toorop vond gastvrij onderdak bij de familie Deurvorst en logeerde in hun fraaie villa Zeno.
Daar kon hij ongestoord werken en produceerde vele werken o.a. enkele kruiswegstaties voor de kerk in Oosterbeek. De Deurvorstfamilie bezaten vooraan in de prachtige oude Cuyperskerk enkele “Pachtbanken”. Toorop in 1905 Katholiek geworden vergezelde hen tijdens het kerkbezoek. De pastoor en zijn kapelaans waren op hun beurt ook trouwe gasten bij directeur Frans Deurvorst, het volgende verhaal ging dan ook in Ulft ten ronde, Deurvorst zou tegen de pastoor gezegd hebben “ Hou jij ze maar braaf en zoet, dan hou ik ze wel arm”!! Kapelaan van Welsem prefereerde echter zijn contacten met de arbeiders boven die van deze werkgever. Hij had een brede belangstelling voor de kunst en het culturele leven. Behalve het priesterschap was hij ook medewerker aan vele katholieke streekbladen. Hij hield onder het latere pseudoniem “Toon van Maurik” radiocauserien , vertaalde bekende werken, schreef novellen, toneelstukken en gelegenheidsgedichten. Hij stond vooral bekend als de “Pastoor van de humor”. De vriendschappelijke band met Toorop resulteerde in 1915 samen op uitnodiging van uitgever L.J. Veen tot zijn tentoonstellingsbezoek in Amsterdam. In 1926 werd hij als pastoor benoemd in het Betuwse Maurik. Tijdens de 2e wereldoorlog raakte hij enkele maanden in gevangenschap door zijn anti nationaalsocialistisch gedachtengoed. In 1953 overleed hij in zijn geliefde Maurik.
Tussen 1890 en 1914 was de Jugendstil of Art Nouveau een buitengewoon populaire kunststroming die in Europa opgang maakte. Een van de kenmerkende eigenschappen van Jan Toorop’s grafische werk is de uitgesproken voorkeur voor de lijn en het ritmisch lijnenspel. Bekend zijn dan ook de ontwerpen voor boekbanden en gelegenheidsgrafiek. Omstreeks 1910 ontwierp hij de bandversiering voor de productencatalogus van de Ulftse IJzergieterij en Emailleerfabriek Diepenbrock & Reigers. Hij raakte veelal geïnspireerd door Engelse voorbeelden uit de Arts en Crafts beweging met hun natuurlijke elementen. Hij bereikte in bovenstaand modelboek een fraaie versiering door een florale decoratie in acanthusmotief of distelbladeren weer te geven. In de randlijst zijn duidelijk de symmetrische Jugendstilelementen herkenbaar. Ook de typografie van de belettering waaronder het DRU vignet vond door zijn gekozen lettergrootte, spatiëring en regelval een goed harmonieus evenwicht in versiering en functionaliteit. Al was het maar voor een industrieel productencatalogus toch een mooi voorbeeld van functionele versiering en versierde functionaliteit. Het boek werd gedrukt door de Amst. Boek-en steendrukkerij v/h Ellerman, Harms & Co. Deze firma stond goed aangeschreven bij bekende Nederlandse kunstenaars in de grafische vormgeving.
Bovenstaand briefhoofd is een fraai voorbeeld van de steengravure, fijn gearceerd met artistiek gekalligrafeerde firmanamen en de gedetailleerd weergegeven fabrieksgebouwen. Het maken van een tekening van een gecompliceerd fabriekscomplex kostte begin 20e eeuw al duizenden guldens. Het briefhoofd was dan ook een vroeg voorbeeld van bedrijfspresentatie.Op het briefpapier en de rekeningen van het bedrijf kwam buiten de afbeelding van het fabriekscomplex of hun producten soms ook op de tentoonstellingen behaalde medailles te staan. Het briefhoofd kon wel ⅓ deel van het briefpapier beslaan. Het gaf de firma een zekere status en moest vertrouwen kweken bij potentiële klanten. Over het algemeen waren de afbeeldingen enigszins geflatteerd en kreeg de omvang van het bedrijf een extra accent door het vogelperspectief dat werd gebruikt. Een belangrijk onderdeel van het briefhoofd was uiteraard de naam van de firma, het adres en de eigen producten. In tegenstelling tot het modelboek koos de directie nu voor een ander lithografisch bedrijf in Duitsland. De ontwerptekening is vervaardigd door een kunstenaar die verbonden was bij het gerenommeerde Duitse kunst/lithogr. bedrijf Carl Weddigen in Barmen/Wuppertal.
Anthony Nolet met zijn vrouw Hélène Vonk de Both en op de achtergrond het bewuste portret.( Foto waarschijnlijk genomen in 1957 aan de st. Annastraat 113 te Nijmegen tijdens hun gouden Huwelijksfeest)
(ingekleurde foto) Toorop had aanvankelijk het idee om op de achtergrond het gezicht op Nijmegen aan te brengen. Het origineel is op hout getekend potlood, zwart-en gekleurd krijt ( 48 x 30 cm) gesigneerd en gedateerd re.boven J.Th. Toorop 1916
Toorop maakte in 1916 nog een fraai enigszins betoverend kinderportret. Het afgebeelde meisje Nora Leeuwenberg woonde eveneens in Nijmegen aan de Graafseweg 32. “
Nora Leeuwenberg 1916 Nijmegen
In 1898 maakte Toorop dit werk van Betsy Schultze tekening op papier met potlood, wit en gekleurd krijt (60 x 31 cm)
“Velen vinden in portretten de kracht van Toorop, zoals hij ’t karakter met de sporen van ’t leven, rimpels fijn als vezels van een blad, diep als plooien van een ziel, weet te bereiken. Maar waarom vindt iedereen zijn meisjesportretten ’t allermooiste? Is ’t om het teer ivoor profiel of het zacht zijden haar? Om de edele wimpers, het kuise voorhoofd ,de doordringende ogen (de ramen van de ziel) of de stille mond? In het gezicht van een kind leeft het paradijs nog na en in zijn onschuld lijkt het ideaal gerealiseerd!
Uit: de Beiaard 1916 Gerard Brom.
2 jongens uit de achterbuurt 1926
Toorop was wars van sociale gelaagdheid hij portretteerde zowel kinderen uit de gegoede milieus als bovenstaande portret van twee achterbuurt jongens Thijs en Henk. Hij zag niet de arme plunje en de onverzorgde jongenskoppen, maar hij ontdekte daarachter twee in de grond onbedorven kinderen. De linker jongen met zijn smaller gezicht en warrig sluikhaar zal moeilijk te leiden zijn, hij is ouder en niet zo geheel argeloos meer. Hij weet al wat meer van het leven en van de wereld. De trekken om neus en mond zijn niet meer zo mild en kinderlijk meer. Het broertje met het rondere kopje en de zachtere lijn van neus en lippen is veel argelozer. Zijn ogen staan geheel onbevangen, geen enkel geheim heeft hij te verbergen. Toorop schonk deze tekening aan de opvang ( de zusters) van het Reinildahuis in Den Haag.(opvanghuis voor ontspoorde kinderen).
2 zusjes uit de volks achterbuurt Den Haag 1925
Het portret van Cara Nolet is met andere Tooropwerken nog te zien t/m 19 September in museum Villa Mondriaan te Winterswijk.
Alphons Ariens door Jan Toorop 1907 (zwart krijt op papier) 29 x 28 cm. Rijksmuseum Amsterdam
Voorstudies portret Alphons Ariëns
Jan Toorop maakte het portret toen Ariëns (47 jaar oud) en pastoor in het Gelderse Steenderen was.
Toorop trok dus op een goede morgen naar de pastorie in Steenderen. Zijn sociaal gevoel was verwant aan Ariëns apostolische geest, maar hij had Ariëns nog nooit van zijn leven gezien of zelfs van gehoord. Hij kon hem aanvankelijk niet te pakken krijgen, Ariens voelde eerst niets voor om te poseren voor zijn portret, “Ze hangen je op en stoffen je af” ! Uiteindelijk stemde hij toch toe en toen hij zijn brevier zat te bidden maakte Toorop een vluchtige krabbel toen hij met zijn hoofd omlaag zat en stil aan het schrijven was legde hij in enkele karakteristieke rake strepen (zie bovenstaande voorstudies) zijn beeltenis vast. Als gewoonlijk plantte hij op het midden van zijn papier een oog, één enkel oog, wat kenmerkend is voor zijn psychologische wijze van portretteren. Hierna omgaf hij beide ogen met rimpels die de concentratie van de scherpe blik verhoogde en bouwde nu de kop van beneden naar boven hoe langer hoe verder omhoog tot zijn schedel bijna de rand van het papier raakte. Hij plaatste zijn handtekening en hiernaast ook de opdracht ” Voor het Ariënsfonds”. De scheve stand van het hoofd, de strakke ogen en de spitse oren hadden veel weg van een karikatuur. Het viel dan ook niet in smaak bij het Ariënsfonds die er meer een Mefisto in zagen dan een priester. Het werk werd niet verkocht al was de opbrengst voor het fonds bestemd. De ontelbare bijna volmaakte reproducties hadden aanvankelijk ook geen aftrek als “Devotieprenten”. Het orginele werk werd pas later aan een grote tabakshandelaar in Zürich verkocht en hierna kwam het in bezit van een niet-katholieke arts in Nederland.
Uit de Beiaard/ de Maasbode 25-03-1938 door Prof. Gerard Brom
Alphons Ariens (1860–1928)
Een bijdrage over de sociale wantoestanden in Ulft geeft onderstaande relaas goed weer, ook de weerstand die Ariëns ondervond om een katholieke werkliedenveniging op te richten kwam maar moeilijk van de grond.
Dorpscentrum van Ulft
Petrus & Pauluskerk met st. Josefgebouw
Het was in het voorjaar van 1904. Ik vroeg aan dr. Ariëns zou er geen kans op zijn , dat we in den (Gelderschen) Achterhoek een propaganda-comité oprichtten, dat een band vormt tusschen de hier bestaande Kruisverbonden en nieuwe tracht op te richten? De grote dag kwam. Op ’t stationsplein te Terborg waren honderden Kruisverbonders met vaandels en banieren samengestroomd om openlijk getuigenis af te leggen van wat zij wilden. Nu ging het welgemoed naar Ulft waar wij door de Maria-vereniging werden afgehaald en waar pater van Aken uit Heeswijk op de hem eigen keurige wijze de propaganda-rede uitsprak. Wederom was ’t openingswoord aan dr. Ariëns die allen opriep ten strijde tegen den modernen vijand van Christendom en huisgezin. Wat was er gebeurd? Precies als overal nadat wij er geweest waren en een vereniging hadden opgericht met den welbekenden geestelijke adviseur uit de Katholieke Werkman kwam Ulft in rep en roer. Wij maakten de arbeiders op hol! Wij, zoo predikte de pastoor van den kansel, vielen mannen aan die “Roemswaardig” waren. Welke roemswaardige mannen hadden wij dan genoemd? De fabrikanten Becking & Bongers en Diepenbrock en Reijgers. Deze fabrikanten die den moed hebben de arbeiders met Fl 6,– à Fl 7,– naar huis te sturen wanneer zij een bovenmatig lange week achter zich hebben, zodat het gemiddelde loon per uur niet boven de 8 à 9 ct. komt. Die fabrikanten, die dulden dat bazen waar een een luchtje aan zit, boeten opleggen van kwartjes en guldens, zodat het meermalen voorkomt dat ze met Fl 2,– en Fl 3,– huiswaarts gaan, zelfs minder nog!! Wie nog meer als roemswaardig aan te duiden zijn? De onderwijzer, die van de armzalige dubbeltjes der arbeiders een goede klant is van alle kasteleins, de onderwijzer die na de jeugd te hebben geleerd op school ,zijn diensten aanbiedt op ’t kantoor van een der bovengenoemde firma’s en daar helpt aan te duiden hoe men de arbeiders moet uit betalen enz. Nog meer roemswaardige mannen? Zeker laten we er nog een paar noemen. Een der bazen is kerkmeester en lid van den raad en beweert dat Fl 5,– genoeg is om van te leven omdat zijn directeur dat ook zegt. Een andere baas welke een brave vechtersbaas genoemd wordt, blijft steeds gehandhaafd. Omdat wij bovenstaande in het st. Josephgebouw te Ulft hadden aangehaald daarom was Ulft in rep en roer. Toen we vertrokken waren ging die onderwijzer huisbezoek afleggen om tegen ons te waarschuwen, maar op de vergaderingen debatteren deed en durfde hij niet. Een hoofdacte kon hij niet bemachtigen en wat hij op die manier niet kan krijgen zoekt hij langs een andere kant en met een ijver, een betere zaak waardig. De heren kregen ’t benauwd, zo benauwd zelfs dat ze op ’n sukkeldrafje naar de marechaussee’s liepen om te vragen of diegene welke een strooibriefje in de fabriek had gebracht ook strafbaar was voor de wet. Ook werd er een overeenkomst onder de patroons van de Ulftse ijzergieterijen afgesloten, geen arbeiders van elkaar over te nemen. Hierdoor bereikten zij dat de arbeiders wel gedwongen waren op éen en dezelfde fabriek te blijven werken. Dit gaat des te gemakkelijker omdat deze werklieden hun eigen levensbehoeften verbouwen om zodoende te kunnen bestaan. Met Duits geld uit betalen, daar weten de heren ook nog wel woekerwinst te behalen. Toch was dit niet genoeg en voerden ze een 10 % loonsverlaging in. Dit werd echter teruggedraaid daar zij bang waren voor een staking! Echter enigen der oproerigste werklieden moesten eruit. In 9 dagen tijd maar liefts 14 man. Of de patroons weten dat de werklui worden doodgemarteld blijkt uit een gezegde van een der heren. Een werkman die hem vroeg om werk, kreeg ten antwoord ( deze werkmanwilde van de ene naar de andere fabriek) Zij hebben daar het Vleeschgehad, laten ze jou botten (beenderen) ook maar houden !! Een der bazen liet de werklieden een voor een bij zich komen om ze uit te horen en te dreigen met ontslag. Het was zelfs zo sterk dat toen wij hadden geprotesteerd, dat het een schande was om een vormer, bekwaam voor zijn werk met Fl 2,73 naar huis te laten gaan, ook deze man werd gezegd dat hij zulks niet mocht vertellen, want als mijnheer het hoorde ging hij “er uit”. Een paar werklieden hadden niet het geld voor hun werk wat hun beloofd was ontvangen. Op hun vragen waarom niet was ’t antwoord van de baas, omdat je onder de bond bent!! Die bond zat hun dwars in de maag. Een der bazen beweerde dat wij de centen verzopen van de arbeiders en de patroon noemde ons straatvegers. De onderwijzer zei tegen de werklui, heb geduld de zaak komt terecht als jullie maar uit de bond gaan. Deze onderwijzer maakte ook een verslag van de vergaderingen gehouden in ’t st. Josephgebouw, na een rede van dr. Ariëns en Kamp uit Hengelo, propagandist voor de katholieken aldaar. De eerste met het onderwerp “Drankbestrijding” , de laatste met “het nut van organisatie”, maar dan op christelijke grondslag. Het verslag luidde aan ’t slot aldus:
“iedereen die weet dat het jeneverbruik in Ulft verbazend groot is en die niet onkundig is gebleven van de Socialistische stokerij der laatsten dagen, ook in onze plaats, zal moeten erkennen dat onderwerpen van belang zijn besproken. Moge de nawerking dezer redevoeringen het bewijs zijn voor het zo dikwijls uitgesproken woord: “de arbeider van Ulft is nog niet bedorven”. Een der Ulftsche heren werkgevers liep met een vischstaak (uitdrukking voor een vishengel) over de schouder door het dorp en zei; Laat ze maar staken, ik staak ook, doelend op zijn Vischstaak!
dr. Ariëns had gesproken en wij ook, dr. Ariëns keerde per rijtuig terug naar Terborg om vandaar verder te reizen per trein.
Onze opgerichte vereniging is heel spoedig van het toneel verdwenen en een nieuwe onderafdeling van de Volksbond is verrezen met prachtexemplaren van bazen als boven aangehaald als bestuursleden.
G. Elferink, Voorzitter van de metaalbewerkersbond
Als eerbetoon aan deze strijder voor sociale rechtvaardigheid is in Ulft een straat naar hem genoemd.
Uit: De Metaalbewerker No. 20 – 26 September 1903
Zelfs kinderarbeid zoals hier in het poetshok bij de DRU werd niet geschuwd. (1904)
Jacqueline Deurvorst- Vonk de Both (geannoteerd Ulft 1914 J.Th. Toorop)
Jan Toorop maakte van Jaqueline Deurvorst diverse portretten hij gebruikte veelal als medium potlood, houtskool en pastel. Hij portretteerde haar in de serre van villa Zeno zittende op de stoel zowel van de voor-en achterzijde . Bloemen omlijsten de halffiguur, Dankzij de toepassing van het ingevallen licht wist hij op treffende wijze een harmonieuze en een bijna serene atmosfeer te bewerkstelligen. Toorop zal ongetwijfeld onder de indruk zijn geweest van de 16 jaar jongere Jacquelin.
Detail uit het dubbelportret met Marcel Deurvorst (1910) crayon.
Het einde van de oorlog maakte het weer mogelijk te reizen, maar niet de centra van moderne kunst lokten Toorop, hij wilde naar Lourdes voor genezing van zijn been. Begeleid door Miek Janssen en Arthur van Schendel maakt hij in 1919 de lange reis; maar zonder baat. Wel leerde hij gaandeweg berusten in de voortsluipende verlamming van zijn linkerbeen, met veel pijn en ongemak. Van grote reizen kon na 1920 geen sprake meer zijn, wel van korte, naar Ulft of Domburg. Hij maakte nu meer gebruik van een driewielig invalidenwagentje met handstangen, waarmee hij voortbewoog.”Vandaag deed mijn linkerpoot ontzettend veel pijn, lezen we in een brief aan Mies Elout-Drabbe. “De zenuwen erg geprikkeld weet je, als ik loop, van onder mijn linkervoet, hiel, kuit tot boven de knie. Net of ik allemaal speldenprikken van een nijdas krijg. Maar ’t is allemaal niet erg, als ik maar lekker werken kan”.
Jan Toorop in invalidenwagentje ziet zijn verleden in drie Zeeuwse meisjes en zichzelf in een raam 1921 (Coll. Rijksmuseum Amsterdam)
Dit schreef Jan Toorop op 1 maart 1923 aan zijn vriend Anthony Nolet uit Nijmegen. Deze laatste was in grote financiële moeilijkheden verzeild geraakt. Toorop had hem aanvankelijk toegezegd financiëel te zullen helpen. Hij overwoog zijn groot werk “de Pelgrim” uit 1921 te verkopen voor fl. 4000,- . Deze “reuzen” tekening stelt een man voor op zijn levensweg omringd door de wereldse verlokkingen en hemelse beloften. Hij kon echter geen geschikte koper vinden voor dit bedrag, ook het voorstel om een lening te krijgen met als onderpand zijn huis aan de van Merlenstraat 124 in Den Haag dat op naam van zijn vrouw Annie Hall stond ging niet door in verband met een Engelse akte. De rechtsgeldigheid hiervan werd door de notaris afgewezen.Verder schreef hij dat zijn dochter Charley (inmiddels gescheiden van John Fernhout) met haar kinderen en de belastingdienst hem ook te veel kostte en hij Nolet op dit ogenblik niet kon helpen.
De Pelgrim 1921 coll. Catharijneconvent Utrecht
Zelf noemde Jan Toorop het een van zijn belangrijkste scheppingen, een creatie waaraan hij met hemels plezier gewerkt had en met een “perfectionering” van zijn totale oeuvre. Monumentaal zowel in zeggingskracht en symboliek als in afmetingen. De in houtskool op papier gezette tekening meet inclusief de omlijsting – 1.80 bij 1.86 meter. Toorop tekende De Pelgrim zeven jaar voor zijn dood. Veel van de symboliek in het werk illustreert de twijfel en de worsteling die hij -de Pelgrim- heeft doorstaan op zijn levenspad, op weg naar zijn bekering in 1905 tot het katholicisme. De lamp aan de staf symboliseert de brandende liefde van Jesus, de staf zelf is de stut en tevens het afweermiddel en hulp bij het beklimmen van de helling . Op de rug de lier als symbool voor levensvreugd. De Heilige Moeder Maagd met haar goddelijk kind omgeven door harpspelende engelen verwelkomen de Pelgrim met uitgestrekte armen waar hij moegestreden de lauwerkrans van de overwinning krijgt. Verdere details o.a. De Madonna met kind, koning met koningin en de arbeider en de philosoof. Het werk werd in mei 1921 gedeeltelijk in Domburg en Ulft vervaardigd. Uit: de Opgang geïllustreerd. Weekblad voor de godsdienst, wetenschap en kunst 20 mei 1922.
Wijnhandel Nolet a/d Graafseweg te Nijmegen
Anthony Nolet
Zwager Frans Deurvorst uit Ulft probeerde hem ook te helpen door garant te staan voor zijn hypothecaire lening, ook deze tussenkomst kon echter niet voorkomen dat Nolet in 1924 genoodzaakt zag vrijwel zijn gehele Tooropcollectie te veilen.
Dit werk van Jan Toorop was in bezit van Deurvorsts zwager Anthony Nolet uit Nijmegen het werd in 1924 geveild bij de Fa. A. Mak te Amsterdam.
Op de achterzijde was vermeld dat dit zijn eerste Dante afbeelding die door hem was getekend. Een soortgelijk werk schonk Toorop aan componist/dirigent Willem Mengelberg. “Voor al het heerlijk genotene wat mijn hart en geest zoo goed heeft gedaan, wat gij, Mengelberg met uw enorme gaven en groote bezieling de wereld en mij persoontje onze harten en onze innerlijken wist te begeesteren” De Mengelbergs dankten de schilder voor deze gave, maar lieten wel doorschemeren dat de sombere Dante-kop in hun huiskamer een schrikeffect teweeg bracht!
Hij maakte in hetzelfde jaar overigens diverse Dante figuren, wel op kleiner formaat (krijt met houtskool) en veelal “en Profil”, zie onderstaande afbeeldingen.
Dante 61 x 47 cm (Houtskool en Krijt)
Dante (zwart krijt + potlood) 29 x 19,5 cm – Rijksmuseum Twente