Op 15 maart 1920 schrijft Toorop Nolet vanuit Den Haag.
Aan de “Ulftsche IJzergieters” heb ik hier nog niet verder aan gewerkt. De achtergrond moet er nog in, ben er wel reeds lijnen in gaan trekken. De boel moet eerst groot van rythme zijn in aansluiting met de groote bouw van de fors. Ik zal je wel waarschuwen tegen dat ’t gereed is en ik er zelf over tevreden ben. De minste van de twee groote teekeningen heb ik geschonken aan de Haagsche Kunstkring, die ik vroeger in 1891-’92 heb helpen oprichten. De kas is nogal krap en zij hebben een verloting van werken georganiseerd. Er is op dit ogenblik een tentoonstelling van de werken voor die loterij, waarvoor zij ook werken hebben aangekocht. Natuurlijk voor een schijntje !! De IJzergieter die ik in mijn atelier heb is verreweg de beste en de sterkste van de twee. Van de andere is toch niet veel van te maken, ofschoon die teekening op zich zelf ook mooi is.
De “afgekeurde” IJzergieter wordt uiteindelijk beschikbaar gesteld als 2e prijs voor de Verloting in April 1920.
22 juni 1998 wordt hetzelfde werk geveild in Amsterdam bij Sotheby’s met als lotnr. 452 (Pastel on paper 111 by 68 cm, DFL 12.000-15.000.)
Geef een reactie