Onvrijwillige verkoop van de Ulftse IJzergieter uit 1920?

IJzergieter 1920 door Jan Toorop

Op 18 Augustus 1933 bevestigt de Gemeente Amsterdam dat het Stedelijk Museum de “IJzergieter” (1920) in bruikleen neemt voor een periode van vijf jaar. ( Dit naar aanleiding van een aanbod in Maart 1933) Bruikleengeefster is “Mw. H. van Leer-van Karnebeek, Honthorststraat 38 te Amsterdam. Op de oude inventariskaart heeft het werk het nummer: B 43. De IJzergieter 1920. 158 x 98 cm Gesigneerd L.O. : J.Th. Toorop 1920 Mw. H. van Leer Bruikleen 1933 Verder vermeldt de kaart: “retour eigenaar?? d.d.”

De Joodse familie van Leer
vrachtschip “De Morgenster”

Voor de Duitse inval wordt het werk op 1 september 1939 in veiligheid gebracht op een schip, “De Morgenster” (Archief sma folder 696, bescherming van kunstwerken in oorlogstijd, nr. 433: De IJzergieter (zonder nadere aanduiding)

Laatst gezien : Tentoonstelling Jan Toorop, SMA 4 okt.-2 nov. 1941, nr. 157 overgenomen van Centraal Museum Utrecht, 1 juli-1 september 1941; verlengd tot 7 sept.

Op 22 december 1942 kwam het werk in veiling bij S.J. Mak van Waay in Amsterdam onder lot.nr. 507. Dit veilinghuis sympathiseerde en collaboreerde met de Duitsers in de oorlog, die hun geroofde kunst meestal uit Joods bezit ter veiling aanboden. Joodse families werden ook onder dwang gezet en waren genoodzaakt onvrijwillig hun kunstcollectie aan te bieden. (Met dank aan dhr. van Lamoen S.M.A)

Stel je even voor december 1942. Zegt de kunsthandelaar c.q. veilinghouder tegen de Joodse eigenaar van het kunstwerk; misschien kan ik voor uw kinderen een onderduikadres of visum regelen en voor u ook wel, maar dan wil ik wel dat u mij die Toorop verkoopt, natuurlijk voor de helft van de taxatiewaarde.
Wat een prachtige dochter hebt u trouwens!

Simon Mak van Waay (1875-1945)

Simon Mak van Waay vreesde tijdens de bevrijding dat hij de doodstraf zou krijgen voor zijn gecollaboreer met de Duitsers, hij suïcideerde zich op 5 mei 1945!

Tentoonstelling “Nederlandsche Schilderkunst”, Kunstzalen B. Pollmann, Broerstraat 36, Nijmegen, november 1943.

De kunsthandelaar: Bernard Pollmann (1866-1940) opende in 1890 een winkel in servies en huishoudelijke artikelen in Arnhem. Gaandeweg opende hij diverse filialen waaronder Broerstraat 36 in Nijmegen. Daar opende hij in november 1940 de Kunstzalen B. Pollmann, een paar maanden na zijn dood zal zijn zoon Bernard Johann Heinrich Pollmann ( *Arnhem 19 april 1894), die op 18 mei 1920 trouwde te Arnhem met Maria Johanna Hulst (Zevenaar 7 mei 1894). Na de oorlog (rond 1948) woont hij in de Mesdagstraat 32 te Nijmegen.

Het verwoeste pand na het geallieerde vergissingsbombardement op 22 februari 1944 te Nijmegen

Op 22 februari 1944 werd Nijmegen door de geallieerden gebombardeerd. Daarbij ging het grootste deel van het werk van Ger P. Adolfs (1897-1968) verloren. Hij had nog in September 1943 bij Pollmann geëexposeerd. Meer dan zestig schilderijen van Eugène Lücker (1876-1943) en vijftien van de Nijmeegse kunstenares Helena de Baat (1909-2005) werden vernietigd. Of Toorop’s werk de IJzergieter destijds is vernietigd dan wel voor die tijd verkocht werd blijft onduidelijk. Wellicht heeft Mr. W.M.A. Weitjens destijds Lid van de Hoge Raad 1941-1946 (tijdens de oorlogsjaren in Nijmegen gesitueerd) een bedenkelijke rol in de tot standkoming van eventuele aan/verkoop gehad en is het toch in handen van de Nazi’s belandt. Deze Weitjens (1897-1977) is bij uitspraak van het Tribunaal voor het Arrondissement ’s Gravenhage van 10 mei 1948 veroordeeld wegens zijn nationaal-socialistische gezindheid en dubieuze kunsthandel met de vijand. De rol van Weitjens in de Kunsthandel in Nederland tijdens de oorlog wordt beschreven in het in 1998 gepubliceerde boek Roof van G. Aalders en Kunsthandel in Nederland, 1940-1945 van Adriaan Venema over dezelfde periode, gepubliceerd in 1986. Weitjens wordt tijdens de oorlogsjaren namelijk ook genoemd in de aan/verkoop van een ander Tooropwerk “Het Gebed voor de Maaltijd” uit 1907 afkomstig van de Joodse familie Flersheim, op de achterzijde van dit werk (olieverf op karton) bevond zich een etiket met de naam “Collectie mr. W.M.A. Weitjens-Nijmegen) Saillant detail, W.M.A. Weitjens woonde in 1938 evenals mw. H. van Leer-van Karnebeek (eigenaar van de IJzergieter) in de Honthorststraat 46 te Amsterdam ,slechts 3 huizen van elkaar verwijderd. Het ligt voor de hand dat er gedurende die periode reeds contacten waren.!

De gebalde vuisten het symbool voor de Nazi-kunst

De afbeelding van de Ulftse IJzergieter in zijn uitgebeelde fysieke kracht paste goed als propagandamateriaal in de Nazi-kunst met betrekking tot hun “Körperkultur” en ideaal beeld van de arbeider ten dienste van volk en vaderland. Het werk heeft veel overeenkomst met het kunstwerk van de Duitse kunstschilder Arthur Kampf (1864-1950) “Im Walzwerk”. Het in 1901 vervaardigde werk prijkte dan ook in 1939 uitbundig prominent in Hitler’s kunsttempel tijdens de grote expositie in het Haus der Deutschen Kunst in München. (nr./Jahr:533/1939 Saal:3

Arthur Kampf Im Walzwerk

Zäh wie Leder, hart wie Kruppstahl

Na de Tweede Wereldoorlog zijn een groot aantal rechtsherstelverzoeken afgewezen of hebben onderhandelingen geleid tot zeer nadelige schikkingen voor Joodse eigenaren. Zo werden Holocaustoverlevenden gedwongen afstand te doen van hun rechten in ruil voor “geldelijke compensatie”. Daarnaast werden verkopen aan de Duitse bezetter als “vrijwillige verkoop” gekwalificeerd, zelfs indien dit gepaard ging met bedreigingen, een te lage aankoopprijs was betaald, of nooit toegang tot het geldbedrag was verkregen omdat Joodse bankrekeningen werden bevroren! De geallieerden hebben veel geroofde kunstwerken opgespoord, waarna deze werden teruggevoerd naar het land van herkomst. Nationale overheden kregen de opdracht te gestolen kunstwerken terug te geven aan de rechtmatige eigenaren, maar de voorgenomen recuperatie botste in continentaal Europa op een weerbarstige bureaucratie en soms echt verkeerd handelen. In Zuid- Duitsland bijvoorbeeld zijn er na de oorlog vanuit de overheid zelfs kunstwerken niet gerestitueerd aan hun eigenlijke Joodse eigenaren, maar aan hoog geplaatste families in de Nazi-hiërarchie, waaronder de familie Göring, Hoffmann en Bormann. In 2014 baarde de vondst van veel nazi-roofkunst bij kunstverzamelaar Gurlitt nog voor veel opzien. Ook bevinden zich veel gestolen kunstwerken in museale collecties en wellicht stuiten we ooit nog eens op Toorop’s werk de “IJzergieter”.


Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *


zeven − = 4