Frans Deurvorst groeide op in het gebied rond de Oude IJssel waar zich sinds het einde van de zeventiende eeuw een bijzondere lokale nijverheid heeft ontwikkeld. Zowel aan de huidige Duitse zijde van de rivier als op Nederlands grondgebied maken diverse hoogovens uit het regionaal aanwezige oer, een ijzerhoudende aarde, een smeltbaar ijzer. Dit doen zij met behulp van de aanwezige waterkracht en met houtskool afkomstig van nabije akkerranden en bossen. Het gesmolten ijzer wordt direct in vormen gegoten. De hoogovens staan in Nederland te Rekhem (1689-1810), Laag-Keppel (1794-1983), Ulft (1754-1973) en Terborg/Gaanderen Vulcaansoord, (1821-1977). De oprichting en financiering van deze bedrijven zijn, Mede omdat zij de belangrijkste grondstofstromen controleren, in handen van adelijke grootgrondbezitters terwijl het beheer wordt overgelaten aan een beperkte groep particuliere burgerfamilies. Deze families zijn vaak met elkaar verwant en meerdere generaties achtereen in de ijzernijverheid actief. Dit geldt ook voor de familie van Frans, van moederzijde wel te verstaan. Frans’ moeder Lidwina Reigers is een van de elf kinderen van Aloys Reigers (1790-1845) directeur van de ijzergieterij onder de firma Diepenbrock & Reigers (DRU) te Ulft en Johanna Diepenbrock (1796-1871). De DRU staat al sinds 1774 onder exploitatie van de families Diepenbrock en Reigers. Frans kiest voor een carrière in het gieterijwezen. Hij treedt zodoende in de voetsporen van de familie Reigers en dus niet in die van de familie Deurvorst, die tot de regionale elite mag worden gerekend. Zo is overgrootvader J.H. Deurvorst (1749-1833) onder meer wethouder in Terborg en in 1795 afgevaardigde in de Statenvergadering van het kwartier Zutphen. Frans’ vader Wilhelmus Hermanus Deurvorst behoort tot de derde generatie die sinds 1750 een wijnhandel bedrijft. Voordat Frans Deurvorst gaat werken volgt hij een klassiek opleidingstraject voor zonen uit gegoede katholieke families, met kostscholen te Rolduc en Katwijk. Vervolgens voltooit hij zijn opleiding te Frankfurt, wellicht aan de Stadelschule met naast kunstopleidingen ook onderwijs in tekenen en architectuur.
Als Frans in 1874 bij de DRU begint, heeft het bedrijf, zoals de meeste hoogovens, een belangrijke gedaanteverwisseling achter de rug. Onder leiding van zijn oom Bernard Reigers, die sinds 1860 met zijn jongere broer Anton de directie voert, voltrekt zich de omschakeling van een traditioneel hoogovenbedrijf naar een moderne gieterij. Reigers constateert dat de markt voor gietwerk sterk toeneemt. Gietwerk is vooral populair als bouw-en constructiemateriaal en dient daarnaast voor allerlei uiteenlopende toepassingen, zoals voor siervoorwerpen. Na het overlijden van zijn oom in 1895 krijgt Frans Deurvorst die in 1894 in het huwelijk was getreden de algemene leiding. In 1896 gaat hij met zijn gezin in de naast de fabriek gebouwde Villa Zeno wonen. Mede door toedoen van zijn zwager Antony Nolet is Jan Toorop vanaf 1908 een graag geziene gast bij de familie Deurvorst die uiteindelijk tot een hechte vriendschap leidde tot aan zijn dood. Willy Sluiter behoorde ook tot de kunstenaars van de familie. Frans’ achterneef de componist Alphons Diepenbrock maakte ook deel uit van de muze in Villa Zeno. De wijn van Nolet uit Nijmegen en de drank van Deurvorst uit Terborg aangevuld met de sigaren van Mignot uit Eindhoven completeerden het geheel.
In 1927 neemt Frans Deurvorst afscheid als directeur en vestigde zich aan het Josef Israelplein in Den Haag waar hij tot zijn dood in 1931 blijft wonen.
Geef een reactie