Op 2 Oktober 1914 schrijft Toorop vanuit Domburg aan Helene Nolet-Vonk de Both te Nijmegen een brief waarin hij zijn medeleven betuigd met het overlijden van haar vader. Enkele dagen tevoren was Zeno J.G. Vonk de Both oud-notaris in Terborg op 79 jarige leeftijd gestorven. Toorop spreekt ook zijn zorgen uit over alle kunstzaken die door de oorlog ellendig verlopen. Wel is er sprake van het maken van enkele portretten (crayon) waaronder een van Generaal Drabbe en een van mw. van Schendel. Hij maakt ook melding dat Domburg vol zit met Belgische vluchtelingen.
Een interessante beschrijving van bovenstaande werken geeft Miek Janssen fraai weer in haar boek Jan Toorop. In de eerste plaats het pastel getekend portret van Gen. J. Drabbe. “Daar is ’n heel fijne, diepe kunst, die teederheid en droom in zich bergt en toch oneindige kracht van expressie vraagt …..de kunst van ’t stille gebaar zou ik haar willen noemen. Het is weer te geven ’t gelaat van hen, die hun leven geleefd hebben, aan wie smart en lijden zijn voorbijgegaan en nu als ’t ware staren naar dat, wat verder dan de zee, dan de hoogste bergen is; weer te geven ’t gelaat van hen: “Who are going te death…” ’t profiel te lijnen van de bejaarde mens, om wie de scheemring van ’t voorbije als een zegening is… Dit voelde ik toen ik het portret van Generaal Drabbe zag. ’t Edele, geestige profiel met de sterk gebogen neus, ’t zilveren haar en doordringende ogen, geven de indruk van ’n krachtig, geniaal-voelend mens. En toch is er om hem iets in dat sober-gelijnde portret dat ons doet voelen de dromer met fijn begrijpende ziel; dat om hem doet zijn de stilte van de peinzer van de diep-denkende mens en dichter. Hierin is Jan Toorop tot volkomen weergave der psyche geraakt; niet een ogenblik van ’n menselijke ziel is hier uitgedrukt maar het is een weergave van de psyche in haar gehele zijn, in haar gehele wezen.
Verder het portret van mw. Annie van Schendel. Het zeer fijne, haast doorzichtig zuidelijk profieltje door het zwarte haar zuiver omlijsd, de donkere heimwee-volle ogen wat triest in de verte starend. Met de witte, bloemdoorragde kanten sjaal broos-vlokkend op het zwart fluwelen kleed, de rustig samengebogen handen bijna verborgen onder het ijle kant, tegen het knopgroen van de achtergrond, schijnt zij een jonge dromende vrouw uit de Dogetijd, zittend in de gedempte schemeravond op ’t balkon van het wit Venetiaans paleis: het witte boogpaleis, waar groen-schaduwend het water der donkere geheime grachten om spiegelt, terwijl de sombere trosbloemen wonder-zoete aromen langs de hoge marmerwanden geuren. In dit portret is aangeduid het droom-verlangen van een jonge vrouw, het ongekende, onberoerde, dat wat als het suave bloem-gelijn nevelen, even soms zichtbaar is en dan weer onuitgesproken weer is voorbijgegaan. Hier is weer verbeeld de psyche van een jonge vrouw, in haar febrile zijn van tedere levensluistering…….
Miek Janssen (1890-1953) was een dichteres, beoefende ook de schilderkunst en was maitresse van Toorop.
Geef een reactie