Met deze woorden maakte Jan Toorop in 1925 tijdens een interview door Henri Wissing duidelijk dat hij altijd min of meer beïnvloedt werd door de Javaanse cultuur. (Henri Wissing, onder pseudoniem van F.I.R. van Eeckhout, gesprekken met kunstenaars Jan Toorop, 1925-p.14).
Dit kwam dan ook veelal tot uiting in zijn oeuvre ook in zijn latere symbolistische werken. Het schaduwspel van de Wajangpoppen prikkelde zijn fantasie en inspireerde hem tot de bewegende en geometrische lijnen in zijn symbolisme.
Dit zelfportret is dan ook bezield met Javaanse cultuur. Textielexperts Madelief Hohé van het Kunstmuseum en Daan van Dartel van het Museum van Wereldculturen keken mee: de uitgebeelde Batik is waarschijnlijk een Sarong en heeft typisch Javaanse puntvorming,Tumpal, schuingerekte vormen als dolken, Parang. De andere motieven op doeken zijn Indonesisch-Chinees van oorsprong. Hij draagt een Celena of slaapbroek, die veel door Indo-Europeanen werden gedragen. Het lijkt of Toorop al die spullen om zich heen wilde absorberen. Java hoort bij hem, hij toont zijn inspiratie met trots. De batik is dan ook prachtig in verf gevangen.
Met dank aan Wieteke van Zeil Kunsthistoricus (Volkskrant)
Toorop vermengde in zijn symboliek invloeden van het Oosten met die van het Westen. Zo ook in zijn fraaie pastelwerken van de Ulftse IJzergieters. in plaats van een arbeiderskiel en broek beeldde hij ze af half ontbloot en gehuld in een Jarik (Javaanse broek of omslagdoek). Hierop zijn de “Oostersche” invloeden en kenmerken duidelijk zichtbaar, een ornamentaal kleurrijk lijnenspel, ritmisch weergegeven.
Geef een reactie